Anababa | Expertise voor Ouders

© Copyright Applinet Bron: https://www.anababa.nl

Kennis van en inzicht in de wereld

Naast lezen, schrijven en rekenen leert je kind ook hoe de wereld in elkaar zit. Dat leert hij op school en thuis. In de schoolleeftijd krijgt hij steeds meer kennis over en inzicht in de wereld om hem heen. In dit artikel lees je een aantal basale inzichten die je kind tussen 6 en 12 jaar verwerft.

Het verschil tussen goed, fout en voldoende

Kennis betekent dat je iets weet over een onderwerp. Maar wat en hoeveel dat ‘iets’ is, kan heel verschillend zijn. Je kunt veel weten over een onderwerp, of weinig. Je kunt iets weten wat klopt, maar ook iets wat niet klopt.

  • In sommige schoolvakken kun je alleen maar iets goed of fout hebben. Bij rekenen bijvoorbeeld: 2 + 2 = 4. Elk ander antwoord is fout, en niet ‘bijna goed’.
  • Bij andere vakken is er meer gradatie mogelijk: als je kind leert schrijven, dan kan hij een letter goed, minder goed of niet goed schrijven. En bij aardrijkskunde kan hij weten dat Nederland provincies heeft, hoe ze heten en waar ze liggen. Bovendien weet hij misschien ook nog wat de hoofdsteden van die provincies zijn.

Je kind leert gaandeweg het verschil hiertussen. Dat is belangrijk omdat hij moet begrijpen wat er (bij een taak of toets) van hem gevraagd wordt: moet hij precies het juiste antwoord geven, of moet hij laten zien dat hij ergens voldoende van afweet? En wat is dan voldoende? Dat hij de provincies kan opnoemen, of dat hij hun hoofdsteden op een kaart kan aanwijzen?

Het verschil tussen absolute en waarschijnlijke samenhang

De wereld zit vol met relaties en samenhangen: gebeurtenissen die samen voorkomen. Hoe ouder je kind wordt, hoe meer van deze samenhangen hij leert kennen.

  • Sommige gebeurtenissen hangen absoluut samen. Die komen altijd samen voor, zonder uitzondering. Bijvoorbeeld: als je in een ballon prikt, dan knapt hij. Als je een bal omhoog gooit, dan valt hij ook weer naar beneden.
  • Er zijn ook gebeurtenissen die vaak, maar niet altijd samengaan. Als een trein om 11 uur moet vertrekken, dan doet hij dat meestal ook - maar niet altijd. Als je een broek met vlekken wast in de wasmachine, dan wordt hij vaak schoon - maar soms niet helemaal. In zo’n geval spreek je van een waarschijnlijke samenhang.

In de basisschoolleeftijd leert je kind dat er een verschil is tussen absolute en waarschijnlijke samenhangen. Dat vergroot zijn inzicht in de wereld. En op basis daarvan kan hij steeds beter inschatten wat een bepaalde gebeurtenis voor gevolgen heeft.

Het verschil tussen oorzakelijke en parallelle verbanden

Gebeurtenissen die samenhangen, kunnen een oorzakelijk verband hebben. Maar dat hoeft niet. Ook dat moet je kind ontdekken.

  • Een oorzakelijk verband betekent dat de eerste gebeurtenis de oorzaak is van de tweede. Omgekeerd: de tweede gebeurtenis is het gevolg van de eerste. Als je bijvoorbeeld een beker melk omstoot, wordt de tafel nat.
  • Bij een parallel verband treden twee gebeurtenissen samen op, maar de ene wordt niet door de andere veroorzaakt. Een derde factor is de oorzaak, en de twee gebeurtenissen zijn daarvan allebei het gevolg. Bijvoorbeeld: als je rode vlekken in je gezicht krijgt, raken ook je ogen opgezwollen. Het een is niet de oorzaak van het ander: de twee verschijnselen treden op omdat je bijvoorbeeld pinda's hebt gegeten terwijl je daar allergisch voor bent.

Taal helpt het logisch denken

Taal helpt je kind om dit soort gebeurtenissen te benoemen en in verschillende categorieën in te delen. Daardoor kan hij de verbanden tussen deze gebeurtenissen beter begrijpen en onthouden. Ook leert hij zo steeds beter te voorspellen welk gevolg een bepaalde gebeurtenis kan hebben. Door over gebeurtenissen en verbanden na te denken en te praten, ontwikkelt het logisch denken van je kind zich.

Help je kind om inzicht te krijgen

Geleidelijk en spelenderwijs leert je kind de wereld steeds beter kennen. Al de inzichten die we hierboven beschrijven, verwerft hij helemaal zelf. Maar je kunt hem daarbij helpen.

  • Stelt je kind een goede vraag? Neem dan de tijd om die te beantwoorden.
  • Leg uit hoe iets in elkaar zit als je merkt dat je kind het interessant vindt.
  • Vraag ook zelf aan je kind hoe hij denkt dat iets samenhangt.
  • Hoe ouder je kind wordt, hoe meer je hem kunt uitleggen over de verschillende categorieën van verbanden en samenhangen.

Bronnen

  • Het hoofdstuk ‘Leren op de basisschool’ uit het boek Kleine ontwikkelingspsychologie deel 2: de schoolleeftijd, Rita Kohnstamm (vierde druk, 2010). Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum, Houten

Auteur: MP. © Copyright Applinet 2009-heden.