Praat en lees met je kind, om zijn
taalontwikkeling te
stimuleren.
Alle informatie over ouderschap op een rij
© Copyright Applinet Bron: https://www.anababa.nl
Typisch pubergedrag is te verklaren uit de ontwikkeling die de hersenen tijdens de adolescentie doormaken. Voor een hoop ingewikkelde taken zijn de hersenen van je kind in die periode gewoon nog niet klaar. In dit artikel lees je over pubergedrag dat te maken heeft met cognitieve taken: plannen en gedrag bijsturen of afremmen. Rationele controle over zijn gedrag dus.
Uit alle onderzoek naar de hersenen en het gedrag van adolescenten blijkt dat het controlesysteem nogal langzaam rijpt. Je puber heeft dus nog niet de controle over zijn gedrag die jij misschien wel zou willen. Dat gebrek aan controle zie je terug in de volgende gebieden: planning, inhibitie en flexibiliteit. Ook is het voor pubers vaak lastig om hun emoties onder controle te houden.
De hersenen van een puber of adolescent zijn nog niet volwassen. Ook de gebieden die te maken hebben met planning, zijn nog niet volgroeid. Dat merk je aan het gedrag van je puber. Als hij uit school komt, dan zou jij het liefst zien dat hij aan zijn huiswerk gaat. Maar hij wil eerst nog even tv kijken, msn’en of gamen. En ineens is het alweer tijd voor zijn voetbaltraining. Dat geschiedenisproefwerk moet snel nog even tussendoor. En die spreekbeurt voor Nederlands? Die was hij alweer bijna vergeten. Je hebt zelfs het idee dat hij zijn agenda niet goed bijhoudt.
Om goed te kunnen plannen, heeft je kind verschillende vaardigheden nodig, zoals: de belangrijkste informatie destilleren uit een algemene opdracht, goed opschrijven wat de bedoeling is en niet afgeleid raken door pratende klasgenoten. Hier heeft je kind een groot aantal verschillende hersengebieden bij nodig, die goed moeten kunnen samenwerken. Onderzoek heeft aangetoond dat deze gebieden pas echt naar behoren functioneren als je kind rond de 20 is. Voor die tijd heeft je kind dus moeite met plannen, simpelweg omdat zijn hersenen nog niet optimaal zijn uitgerust voor deze taak.
Inhibitie betekent: het afremmen of stoppen van je gedrag. Als je in volle vaart op een stoplicht afrijdt dat ineens rood wordt, moet je remmen. Zeker kleine kinderen zijn hier nog erg slecht in. Denk maar aan een kleuter die net heeft leren fietsen: het duurt best lang voordat hij het op tijd remmen ook onder de knie heeft. Inhibitie is belangrijk voor veilig en sociaal aangepast gedrag.
Als puber is het inhibitiegebied in de hersenen al voor een groot deel ontwikkeld. Maar nog niet helemaal: als een puber wordt afgeleid, dan lukt het hem ineens veel minder goed om zijn gedrag te remmen. Totdat hij ongeveer 20 is, lukt het je kind niet om irrelevante (afleidende) informatie te negeren. Je puber kan dus eigenlijk helemaal niet multitasken (bellen, facebooken en huiswerk maken tegelijk), al doet hij vaak wel of dat zo is.
Je plannen (of je gedrag) aanpassen op basis van nieuwe informatie, dat is flexibiliteit. Flexibiliteit heeft je kind nodig bij het aanleren van nieuwe vaardigheden. Het is dus een belangrijke eigenschap in zijn schoolperiode: daar krijgt hij continu feedback over zijn gedrag: dit is goed, en dit is niet goed. Als hij zijn gedrag aanpast, heeft hij iets geleerd.
Onderzoek heeft uitgewezen dat volledige flexibiliteit (gemakkelijk je gedrag aanpassen) pas ontstaat na 16 jaar. Vóór die leeftijd kun je dus niet verwachten van je puber dat hij zijn gedrag aanpast, alleen maar omdat jij dat vraagt. Je kunt je dochter dus nog zo vaak vragen om haar vuile sportkleren in de wasmand te gooien, maar de kans is groot dat ze het niet doet.
Check: Opmerkelijk is dat hetzelfde hersenonderzoek liet zien dat jongeren gevoeliger zijn voor stimulans en bevestiging dan voor straffen en afkeuring. Je kind past zijn gedrag dus eerder aan als je hem opbouwend, positief commentaar geeft. Straffen en negatieve opmerkingen hebben veel minder effect.
Auteur: MP. © Copyright Applinet 2009-heden.